Biografie
Addi Kubbinga-Kwakkelstein (1929-2014)
Kleurrijke portretten, vrolijke muzikanten, sprekende landschappen en ontelbare schetsen. Hoewel kunstenares Addi Kubbinga-Kwakkelstein (1929-2014) in het vroege voorjaar van 2014 is overleden, doet haar Wassenaarse werkkamer vermoeden dat zij elk moment kan binnenstappen. Op schildersezels staan een aantal krachtige vrouwenportretten, in de hoek van de kamer staan verschillende karaktervolle beeldhouwwerken en portretbustes, de kasten liggen vol aquarellen en overal vind je schildersmaterialen: van flinterdunne penseeltjes tot stukken krijt en houtskool. Kortom, dit is een kamer waarin jarenlang in is gecreëerd, ontdekt en gewerkt. Maar wat moet er met al die kunstwerken gebeuren, nu de kunstenares die hen ooit creëerde, er niet meer is?
De kinderen van Addi besloten dat zij haar gehele ‘werkkamer’, inclusief de volgeladen kasten met schetsboeken en tekeningen, openbaar wilden maken door middel van een online database. Door alle kunstwerken te fotograferen, te inventariseren, op te meten en te beschrijven, kan men aan de hand van zoektermen haar werk bekijken. Niet alleen is dit boeiend voor mensen die Addi kenden, maar ook voor musea, liefhebbers van kunst en mensen die geïnteresseerd zijn in (lokale) geschiedenis. Bovenal dient de database als hommage aan een wereldlijke, avontuurlijke vrouw met een hart voor de kunst.
Jeugd in Vlaardingen: Boten en vis
Het woord ‘avontuurlijk’ is in dit geval geen eufemisme. Addi werd geboren in 1929 in Vlaardingen en groeide op als oudste dochter van de reder Dirk Kwakkelstein (1895-1977). Naar eigen zeggen werden zij en haar broers ‘opgevoed met boten en het eten van vis’. Het was niet gebruikelijk dat meisjes in de rederij werkten en haar vader zag liever dat zij lerares of verpleegster werd. Addi ontwikkelde op school echter een interesse in tekenen en schilderen en werd hierin gesteund en gestimuleerd door haar toenmalige schoolmeester. Zij besloot dat zij kunstenares wilde worden. Na haar eindexamen aan de HBS-B te Vlaardingen vertrok ze in 1946 naar Londen om een penvriend te bezoeken. Zij had het prima naar haar zin, woonde bij een leuk gezin, had een bijbaan bij een Londense kunstgalerie en leefde als in een kunstzinnige droom. Ze bleef dan ook maanden weg van huis. Onder het mom van ‘zaken doen in Engeland’ is haar vader naar Londen gereisd en haalde zijn dochter over om met hem mee terug te gaan naar Nederland. Eenmaal terug in Vlaardingen kreeg ze uiteindelijk toestemming van haar ouders om naar de kunstacademie te gaan, onder de voorwaarde dat ze haar lesbevoegdheid haalde.
Liefde en een Amerikaans avontuur
En zo geschiedde. Na haar opleiding aan de Koninklijke Academie voor Beeldende Kunsten in Den Haag en aan de Gerrit Rietveld Academie te Amsterdam, kreeg zij in 1953 een aanbieding om aan het Amsterdamse Gereformeerd Gymnasium aan de Keizersgracht les te geven. Zij kocht haar huurhuis aan de Amsterdamse Spiegelgracht en leek zich voor een langere periode in Amsterdam te vestigen. Maar niemand kan in de toekomst kijken. Op een feest in 1954 ontmoette zij Fred Kubbinga (1927-2005) en hij bleek de liefde van haar leven. Zij wilden allebei de wijde wereld in, nieuwe plaatsen zien en ontdekken, iets samen opbouwen en trouwen. Zij waren voor elkaar gemaakt!
Maar onder de roze wolk van de liefde heerste de realiteit: Fred Kubbinga was niet van dezelfde kerk als Addi en zij kreeg van haar vader geen toestemming om met hem te trouwen. Na een heftig afscheid vertrok Addi, met haar trouwjurk in de koffer, in haar eentje per boot naar Amerika, waar Fred een baan had gevonden bij Kodak. Twee weken na aankomst trouwden Fred en Addi in Rochester, New York, met slechts één bekende op de bruiloft, een achterneef van Addi. Andere aanwezigen waren volstrekt onbekenden en na de bruiloft hadden ze precies 5 dollar op zak.
‘To my sweetest pupil!’ – Oskar Kokoschka
Voordat zij zich echter voor een langere periode in Amerika vestigde, bracht Addi tijdens deze wilde jaren 1950, twee zomers door in het Oostenrijkse Salzburg, waar zij schilder- en tekenles volgde bij de bekende expressionistische schilder Oskar Kokoschka (1886-1980). Zij had een grote voorliefde voor het maken van portretten, dus wat dat betreft waren de lessen van Kokoschka, die bekend stond om zijn expressionistische portretten, een bijzonder voorrecht. In haar schetsboeken uit deze periode heeft Kokoschka nog enkele aantekeningen gemaakt. Het krabbelige ‘To my sweetest pupil, your Oskar Kokoschka’ is hier een leuk voorbeeld van. In dezelfde periode volgde Addi lessen aan de Summer School van het Chicago Art Institute in Chicago.
Na haar huwelijk in Rochester en haar vestiging in Amerika, verdiende Addi vooral geld met het maken van mode- en reclametekeningen voor verschillende kranten en tijdschriften. Ook werkte zij in deze periode in een abstracte stijl, waar in Amerika in die periode veel vraag voor was. Later stelde Addi in een interview dat zij zich eigenlijk ‘niet voelde aangetrokken tot het maken van abstract werk’. Toch sloot zij het maken van abstract werk in de toekomst niet helemaal uit, omdat er toch ‘veel abstract werk was dat haar boeide’.
Brazilië en Argentinië
Na een aantal succesvolle jaren in Amerika kreeg Fred een promotie en werd in 1961 overgeplaatst naar Brazilië en Argentinië. Om het thuisfront te laten zien dat ze het intussen steeds beter kregen, en om de gemoederen een beetje te temperen, maakte Addi een prachtig boek met mooie tekeningen, foto’s en zelfs stukjes stof uit het interieur, om een concreet beeld te geven aan het thuisfront. Langzaam begon het ijs aan de andere kant van de oceaan te ontdooien. Fred werkte hard en nam nooit geld aan van de familie Kwakkelstein. Hij wilde niet alleen laten zien dat hij van Addi hield, maar ook dat zij goed in hun levensonderhoud konden voorzien. Het respect begon te groeien en dit was uitermate belangrijk voor Addi en Fred. In deze periode in Zuid-Amerika begon Addi zich bezig te houden met het maken van beelden. Zij maakte ongeveer tien figuratieve beelden, maar besloot zich vervolgens toch te richten op de schilderkunst.
Na 8 jaar Zuid-Amerika besloten Addi en Fred terug te keren naar Nederland. Er waren inmiddels drie kinderen geboren, Désirée, Juliette en Fred, en in Nederland konden zij in een stabiele, veilige omgeving opgroeien.
Van Wassenaarse dorpskerk tot Wassenaarse slag
Addi en Fred vestigden zich in 1969 in Wassenaar. Addi begon na haar terugkeer in Nederland weer met het lesgeven. Zo was ze werkzaam aan het Rijnlands Lyceum in Wassenaar en tot haar pensioen aan het Pieter Nieuwland College in Amsterdam. Daarnaast begon ze met het geven van schilder- en tekenlessen in het Van Gogh Museum in Amsterdam en bij haar thuis in Wassenaar.
Addi voelde zich thuis in Wassenaar. Het pittoreske, bosrijke dorp bleek een grote inspiratiebron voor haar kunst. De verschillende Wassenaarse bezienswaardigheden, landhuizen, de dorpskerk en de Wassenaarse slag bleken geliefde onderwerpen voor haar aquarellen en schilderijen. Addi was lid van de Vereniging Wassenaarse Beeldend Kunstenaars (VWBK) en maakte lang deel uit van het bestuur, als secretaris. Ook zaten Addi en Fred samen in het bestuur van de Stichting Kunstvrienden Wassenaar, opgericht om de VWBK financieel te ondersteunen. Als onderdeel van de VWBK nam Addi regelmatig deel aan verschillende tentoonstellingen in Wassenaarse galeries, zoals Galerie Bianca en in Raadhuis de Paauw. Ook heeft zij geëxposeerd in Amerika, Buenos Aires, Rio de Janeiro, Amsterdam (Van Gogh Museum) en de stedelijke musea van Katwijk en Vlaardingen.
Altijd blijven tekenen!
Wat opvalt in Addi’s oeuvre is de grote hoeveelheid portretten, zowel uitgevoerd in verf en aquarel als in prachtige krijttekeningen. “Mensen staan centraal in mijn belangstelling”, stelde ze in een interview. “Steeds weer ontdek je de weerspiegeling van het karakter [van de geportretteerde].” Uit de vele schetsboeken, krabbels en losse schetsen blijkt dat Addi altijd en overal tekende. Ze had altijd potloden en een schetsboekje in haar handtas. Tijdens haar werkzaamheden als tekendocente op school, kwam het voor dat ze moest surveilleren bij een toets of examen. Dit bood haar een ideale gelegenheid om een snelle schets te maken van de ploeterende leerlingen. Hetzelfde gold voor concerten, vergaderingen en televisieprogramma’s. Maar haar meest geliefde studieobjecten zag ze elke dag: haar echtgenoot Fred (lezend/rokend/in slaap gedoezeld), haar kinderen en de rustende hond en kat.
Het tekenen werd in de laatste jaren van Addi’s leven ook een graadmeter van haar gezondheid. Het was geen goed teken als ze niet tekende. In de laatste maanden van haar leven in het revalidatietehuis, begon ze weer te tekenen. Elke woensdag ging ze naar de tekenworkshop, bij elk concert zat ze in het publiek om de musici te tekenen en vereeuwigde daarbij soms ook een paar dommelende medebewoners in hun stoel of bed. Tot haar laatste opname in het ziekenhuis heeft ze dan ook getekend. Addi is 84 jaar geworden.